donderdag 27 november 2014

Nieuw boek Warner Banga over geschiedenis van molen Windlust te Burum

Deels overgenomen (met toestemming) van artikel Johanna Kommerie-Gercama in de Streekkrant Friesland

Het was niet de eerste keer dat Banga een boek samenstelde over molens. In 2010 publiceerde hij het boek “Jim mutte komme: ut waait!” over de bijna honderd molens die de gemeente Dongeradeel ooit rijk was. Aan dat boek werkte hij elf jaar. Voor het boek over molen Windlust had hij minder tijd nodig, ruim anderhalf jaar. 'Ik ben jarenlang bestuurslid geweest van de Stichting Monumentenbehoud Dongeradeel. Deze stichting heeft in Dongeradeel 26 kerktorens en 7 molens in haar beheer. Zo kwam ik aanraking met molens. Vanaf de eerste keer dat ik een molen instapte kreeg ik 'een klap van de molen'. Molens zijn levendige monumenten. Het kraakt, het piept, het ruikt, het draait, het leeft! Nadat ik het boek over de molens en molenaars in Dongeradeel klaar had, heb ik een jaar nagedacht over wat het volgende project ging worden. Ik heb toen het plan opgevat om een boek te maken over de molens op Ameland en was daar ook al mee begonnen. Maar toen brandde Windlust af. Dat zou de plannen flink gaan veranderen.' Banga had in een eerder stadium het molenarchief van Kollumer Willem Entrop overgenomen, waarin ook een hoop informatie over Windlust te vinden was. Met Franc Hylkema van de gemeente Kollumerland c.a. sprak ik over het idee om een klein boekje te maken voor wanneer Windlust heropend zou worden. Hij bracht me in contact met Jacqueline Brauwers van Stichting Erfgoed Kollumerland en Nieuwkruisland. Met haar besprak ik wat we zouden kunnen doen voor een boekje. Dat is uiteindelijk wat uit de hand gelopen. Inmiddels is het een hardcover boek van 200 pagina's geworden in fullcolour!' lacht Banga.

Voor het boek deed Banga samen met Piet de Haan van de Historische Vereniging Noordoost-Friesland, die goed is in genealogie, uitvoerig onderzoek naar de geschiedenis van de molen in Burum en zijn molenaars. Verschillende woensdagmiddagen zat het duo in het archief in het gemeentehuis in Kollum. Verder interviewde Banga betrokken Burumers over de molen. 'Het allereerste interview deed ik met Gerrit Bremer, oud-molenaar van Windlust. Hij is inmiddels 84 jaar, maar kon me van alles vertellen over hoe de molen was toen deze nog zijn originele functie had. Willem Kloppenburg, een rasechte Burumer, lijfde mij vervolgens in in de geschiedenis van zijn dorp. Hij nam mij mee naar mensen die in plakboeken uniek beeldmateriaal hadden. Veel Burumers gaven mij hun foto's zo in bruikleen mee om in te scannen, waardoor het boek een hoop uniek beeldmateriaal heeft.'

Ook met de vier huidige molenaars van Windlust, Meindert Broersma, Pieter Anko de Vries, Marco Hiemstra en Tjerk van der Veen, hield Banga interviews. 'Dat waren soms hele emotionele gesprekken. Alle vier zijn ze enorm blij met dat de molen in ere hersteld wordt, maar de molen zoals die was, krijgen ze nooit meer terug. In de oude molen waren bijvoorbeeld een hoop inscripties, wat echt een traditie is onder molenaars. Deze komen nooit terug. ‘Eén van de molenaars huilde tijdens ons gesprek, omdat dit stuk geschiedenis nooit weer terug kan komen. Dat was een waardevolle kijk in het privéleven van de molenaar en dat maakte het ook een bijzonder gesprek.' Naast emotionele verhalen kreeg Banga uit Burum ook een hoop andere bijzondere verhalen. 'De brand in 2012 was natuurlijk een regelrechte ramp, maar veel Burumers vertelden dat het een wonder was dat er niet al eerder brand was geweest in de molen. Veel mensen zeiden dat ze vroeger wel stiekem hadden gerookt op zolder. Het was eigenlijk dom geluk dat er nooit eerder iets gebeurd was.'

Tijdens het onderzoek van Banga naar de molen kwam hij achter veel leuke wetenswaardigheden. Zo ontdekte hij waar nou eigenlijk de naam 'Windlust' vandaan kwam. Deze naam bleek al veel eerder te zijn gebruikt dan tot voor kort werd aangenomen. Ook Reinder Dirks Hamming, een molenaar die een belangrijke rol had gespeeld in de kerkelijke Afscheiding in de 19e eeuw, is een naam die Banga niet snel zal vergeten. 'Ik heb heel lang gezocht naar wat er verder met hem was gebeurd. Op een gegeven moment was er niets meer over hem te vinden. Uiteindelijk kwam ik erachter dat hij naar Dokkum is verhuisd en daar ook is overleden. Hij blijkt tegenover mijn huis op de dwinger te zijn begraven!'

Wat Banga het meest bij zal blijven van de periode van herstel van Windlust is hoeveel waarde de Burumers hechten aan hun molen. 'Daar heb ik me echt over verbaasd. Men heeft zich zo massaal ingezet voor deze molen. Iedereen heeft zijn eigen herinneringen, maar er is niemand die vroeger niet in die molen heeft gespeeld. Het hele dorp wist bijvoorbeeld waar de sleutel lag. Iedereen voelt zich verbonden met de molen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat iedere huishouding straks een boek in huis zal hebben.'

Het boek De geschiedenis van koren- en pelmolen Windlust, Burum is verdeeld in drie delen; deel één gaat over de standerdkorenmolen die in 1785 door brand verwoest werd, deel twee over de molen die in Burum stond van 1786 tot 2012 en het derde deel over de herstelwerkzaamheden. In het boek is ook een namenindex opgenomen met bijna vijfhonderd namen van mensen die met de koren- en pelmolen Windlust in Burum te maken hebben gehad en die Banga tijdens zijn historisch onderzoek tegenkwam.

dinsdag 25 november 2014

Historisch Tijdschrift Fryslan met Friese walvisvaart, prentkunst en zilversmeden

De cover van het jongste nummer van Historisch Tijdschrift Fryslan (november/december 2014) wordt gesierd door een winters walvisvaarderstafereel.
In het kielzog van het recent gepubliceerde boek van Louwrens Hacquebord over de Noordsche Compagnie (1614-1642) schrijft Ruud Spruit over de Friezen aan boord van de walvisvaarders. In 1624 traden de Friese kamers Harlingen en Staveren tot de compagnie toe. Vanuit deze plaatsen maar ook vanuit Workum, Hindeloopen, Molkwerum en Makkum werden schepen uitgereed ter walvisvaart. Ene Wybe Jansz was al in 1612 aan boord van een walvisvaarder en later volgden Amelanders als Rijk Cornelis IJs (die enkele eilandjes voor de kust van Spitsbergen ontdekte, o.a. Ryke Yseoyane) en Hidde Dirks Kat. Ook Vlielander Willem de Vlamingh ging eerst ter walvisvaart om later in dienst van de VOC de westkust van Australië te verkennen.

Overigens wordt de afbeelding van het bekende schilderij van Cornelis de Man uit 1639 (in bezit Rijksmuseum) met traankokerijen nog steeds vermeld als zijnde op Smeerenburg (Spitsbergen). Inmiddels heeft Louwrens Hacquebord al aangetoond dat dit op Jan Mayen gesitueerd moet zijn!

Hans Koppen verhaalt over de Zoutepoel, ofwel de zoutwinning in Friesland die tot het einde van de Middeleeuwen een belangrijke activiteit was. Het nadeel was echter wel dat het kon leiden tot dijkdoorbraken!
Politicus Dirk Okma wordt door Doeke Sijens in de schijnwerpers gezet. Hij was gedeputeerde en in 1951 advocaat van Fedde Schurer tijdens het proces dat uitliep op het Kneppelfreed. Zijn moeder was Catharina Oberman, van de bekende Dokkumer houthandel Oberman.

De beroemdste Fries die in London begraven is, is Lauren Alma Tadema, ofwel Sir Lawrence Alma Tadema, bekend geworden als kunstschilder in Engeland. In St. Paul's Cathedral ligt hij begraven tussen de groten der aarde.
In het artikel Copy, edit & paste gaat Harm Nijboer in op de prentcultuur en het zilverwerk in Friesland. Het waren in het begin van de 17e eeuw Jan Jansz Starter en Wybrand de Geest die prenten uitgaven. Starter (London 1594- Hongarije 1626) was de sleutelfiguur in het culturele leven van Leeuwarden tussen 1614 en 1620. Hij richtte de rederijkerskamer 'Och mocht het rijsen' op, die al snel zo'n 80 leden telde, onder wie de schilder en graveur Pieter Feddes van Harlingen.

Arjen Dijkstra uit Metslawier beschrijft het Fries onderzoek aan de RUG, dat samenkomt in de zogenaamde Sukerbole-akademy. O.a. Han Nijdam gaf er een lezing, op initiatief van Goffe Jensma en Nanna Hilton.

Als laatste grote artikel gaat Ron Couwenhoven in winterse sferen met het verhaal van de schaatskampioene van Veenwouden, Houkje Gerrits, ook wel de snelste vrouw in onderkleding genoemd! Op zaterdag 21 januari 1809 maakte zij zoveel indruk op de duizenden toeschouwers dat Johannes Rienks van Hallum er een lang gedicht in het 'boerenfries' aan wijdde en in druk liet uitgeven.

Rest nog te melden dat op vrijdag 12 december het Syperda-symposium van het Koninklijk Fries Genootschap wordt gehouden in Leeuwarden met als centrale vraag 'Hoe verder met de Friese media?'

zaterdag 22 november 2014

Foeke Sjoerds populair bij zilveren lepel-vervalsers

Enkele jaren geleden werden wij benaderd door een sneuper die via een online veiling-site een antieke zilveren lepel had gekocht met de inscriptie 'F Sjoerds' en het jaartal 1763. De koper dacht
daarmee een waardevol stuk antiek aangeschaft te hebben dat in het bezit van de Friese geschiedschrijver Foeke Sjoerds uit Oosternijkerk/Ee zou zijn geweest.

Na consultatie van Friese zilverkenner Jan Schipper bleek al gauw dat het een veel jongere lepel was, waarop een slimmerik blijkbaar middels de inscripties een oudheidsstempel probeerde te drukken.

Via Ebay is nu weer een dergelijke lepel opgedoken. Ook nu weer een quasi-oude zilveren lepel en wederom F Sjoerds en het jaartal 1763
Hij werd zelf in 1713 geboren, dus de indruk wordt gewekt dat hij het als geschenk voor zijn 50e verjaardag zou hebben gekregen. Van de nu aangeboden lepel is zelfs duidelijk dat er een laat-19e eeuwse jaarletter in het zilver is aangebracht. Laat u dus niet foppen en verspil geen geld aan dergelijke vervalsingen!

maandag 17 november 2014

Genealogysk jierboek 2014 met voorouders Jacob Benckes

Door Jan de Vries

Op zaterdag 29 november as. verschijnt het Genealogysk jierboek 2014 met daarin het artikel 'De parentelen van Bencke Abes en Otte Jacobs Hinnema van Koudum'. Genoemde mannen zijn de oudst bekende stamvaders van de zeeofficier Jacob Benckes (1637-1677). Bencke en Otte leefden in de 16e eeuw en hun families zijn in het artikel gevolgd tot ongeveer het jaar 1811, toen de Burgerlijke Stand werd ingesteld. Het artikel is Nederlandstalig en omvat 151 pagina's. U kunt het Genealogysk Jierboek bestellen via het bestelformulier.

Graag attendeer ik u op het heugelijke nieuws dat ook mijn manuscript Jacob Benckes en zijn wereld in boekvorm zal worden uitgegeven. Binnenkort hoop ik u u nadere informatie te sturen.

Het Jierboek 2014 zal worden gepresenteerd tijdens een bijeenkomst van het Genealogysk Wurkferbân fan de Fryske Akademy te Leeuwarden. Het programma vindt u in de bijlage, en tevens aanvullende informatie over het Jierboek 2014 en bestelgegevens. Mocht u deze bijeenkomst willen bijwonen dan bent u van harte welkom, ook als u niet bij het Genealogyk Wurkferbân bent aangesloten. In dat geval svp aanmelden via een reactie naar Jan de Vries.

GENEALOGYSK WURKFERBAN

Utnoeging foar de jierboekgearkomste op sneon 29 novimber 2014, de middeis om 13.30 oere yn it HSL, Grienewei 1 yn Ljouwert (njonken Tresoar / Afûk); seal iepen om ien oere.

Wurklist (via Ype Brouwers):
1.    Iepenjen
2.    Meidielings en ynkommen stikken
3.    Ferslach fan 8 novimber 2014
4.    Utrikking fan Genealogysk Jierboek 2014, taljochting troch de auteurs
-  Ron Postma:    Epke, the flying Dutchman fan De Lemmer
-  Petronella J.C. Elema:    Stamreeks Ringersma (Lippenhuizen)
-  Kees P. de Boer:   Rispens, de neiteam fan Ocke
-  Pieter Nieuwland:    Tresling
-  Jan de Vries:    De parentelen van Bencke Abes en Otte Jacobs Hinnema van Koudum
Fryske Rie foar Heraldyk:    Wapenregistraasje

Nei eltse ynlieding is koart gelegenheid ta neipetear

5.    Omfreegjen
6.    Sluten

Fierdere datums fan dit winterskoft:
10 jannewaris 2015
7 febrewaris 2015
14 maart 2015 (mei NGV Friesland)
11 april 2015

donderdag 13 november 2014

Lezing Erik Betten over Dokkumer Ee, zondag 23 november

Historicus-journalist Erik Betten vertelt over de Dokkumer Ee. Hij publiceerde in juni ‘Het boek van de Ee’, over het ontstaan en de ontwikkelingen van deze bijzondere waterweg tussen en Dokkum.
Plaats: Historisch Centrum Leeuwarden / HCL (Groeneweg 1).
Leeuwarden
Aanvang: 14.00 uur.
Organisatie: HCL.
Toegang: gratis.

En voor veel van onze leden dichterbij:
Op dinsdag 18 november 2014 om 20.00 uur in de
Doopsgezinde Kerk aan de
Legeweg 14 in Dokkum.

Tegenwoordig kent men de Dokkumer Ee als route tussen Leeuwarden en Dokkum voor de pleziervaart, als onderdeel van de Elfstedentocht of van de topografie wat vroeger op de basisschool geleerd moest worden. Voor mensen die bij de Dokkumer Ee opgroeiden, er op leerden schaatsen of werkten is deze waterweg veel meer dan dat.
Erik Betten schetst een beeld van de waterweg aan de hand van onderwerpen zoals het ontstaan van de Dokkumer Ee, de ontwikkeling en de rol als waterweg, aangevuld met illustraties en kaarten.

Erik Betten (Leeuwarden, 1976) is auteur, journalist en historicus. Na zijn afstuderen ging hij bij de NOS aan de slag. Geschiedenis bleef een belangrijke rol spelen in zijn werk. Zo werkte hij ook bij Noordhoff Uitgevers als schrijver van geschiedenisboeken. Tegenwoordig is Erik Betten werkzaam bij het Friesch Dagblad als verslaggever.

Eerder verschenen van zijn hand ‘De Fries. Op zoek naar de Friese identiteit’, ‘Kloosters in Friesland’ en ‘Reisgids Friese Elfsteden’.

dinsdag 11 november 2014

Tienminutenpraatjes NGV Friesland op zaterdag 15 november

Legitimatie voor gevluchte kinderen uit Hongarije
Antonia Veldhuis te Veenwouden over “Kindertransporten na de Eerste Wereldoorlog
Na de Eerste Wereldoorlog was de toestand in veel landen nijpend. Om enige verlichting hierin te brengen kwamen de zogenaamde kindertransporten op gang. Kinderen uit Oostenrijk, Polen, Tsjecho-Slowakije en Hongarije kregen enige weken onderdak bij mensen in landen die het beter hadden. In Noordoost-Friesland kwamen veel Hongaarse kinderen (we hebben er enkele artikelen over gepubliceerd in De Sneuper).
Nederland gaf tussen 1919 en 1927 aan ruim 150.000 kinderen onderdak.
Meestal bleven ze een korte periode (6 tot 10 weken), anderen maanden.
En enige honderden (of duizenden?) vestigden zich voorgoed in ons land. Antonia Veldhuis deed onderzoek hiernaar en vertelt ons hierover.

Bouwe van der Meulen te Leeuwarden over “De familie Wiegersma uit Dantumadeel” Dit is veruit de grootste familie Wiegersma in Friesland. Aan deze familie is de geschiedenis van de Doops-gezinde Gemeente en de Vermaning in Dantumawoude (herbouwd in 1767) onlosmakelijk verbonden.
Het lidmatenboek begint in 1728. Bekende namen in de 18de eeuw zijn Wyger Martens, Marten
Wiegers en Wyger Martens, en in de 19de eeuw Andries Wygers Wiegersma, die de familienaam aannam.
In de 19de eeuw is de familie sterk uitgebreid. Door huwelijken van de dochters komen veel andere families in het nageslacht voor.
Die waren niet allemaal doopsgezind.
Veel nakomelingen waren in de 19de eeuw hervormd, en na de doleantie gereformeerd.

Jarich Renema te Heerenveen over “De familie Wigmana” (bekend van de schilder Gerardus Wigmana die het schilderij Maaltijd te Dokkum in 1697 schilderde)
"Waarvan Pieter Sibles, schoon oudt, riviervis nog met schobben en alles konde verteeren".
Aan de tienminutenpraatjes gaat een korte afdelingsledenvergadering vooraf.

De tijd die overblijft is bestemd voor onderlinge informatie-uitwisseling. Het zou leuk zijn als iedereen zijn eigen genealogie, kwartierstaat, foto’s en andere gegevens
zou meenemen, in de computer of op papier, om er een gezellige middag van te maken.
Wie weet wat voor leuke verwantschappen er worden gevonden!
Leden van de NGV en belangstellenden zijn van harte welkom op onze bijeenkomsten!
De lokatie is het HISTORISCH CENTRUM LEEUWARDEN, bij de Prinsentuin.
Aanvang 13.30 uur. Toegang is vrij. Parkeren kunt u in de parkeergarage Oldehove.

zondag 9 november 2014

Amsterdamse School heeft roots in Dokkum

Door Ron Keizer (Achterkleinzoon van Franciscus Hubertus Edelman )

Onlangs is een boek verschenen over de architect Jo(h)an Melchior van der Meij.
Hij is een buitenechtelijke zoon van Franciscus Hubertus Edelman (geboren in Dokkum 29-10-1840, zoon van Jacob Hendrik Edelman en Marta Gerardus Raadsma) en Akke van der Meij (geboren in Workum 31-12-1848, dochter van Abraham Gerrits van der Mey en Elisabeth Beerends Schotanus).

Joan Melchior van der Meij (1878-1949) staat bekend als een van de grondleggers van de Amsterdamse School. Als winnaar van de Prix de Rome (1906) en de Damprijsvraag (1908) werd hij in zijn tijd gezien als veelbelovend, aanstormend talent.
Al vroeg in zijn carrière kreeg hij de opdracht voor wat zijn beroemdste schepping zou worden: Het Scheepvaarthuis (1911) een luxe kantoorgebouw voor zes rederijen.
Nog in datzelfde jaar trad hij in dienst als esthetisch adviseur bij de Dienst der Publieke Werken in Amsterdam. Hier realiseerde Van der Meij een groot aantal bruggen, utilitaire gebouwen en stedenbouwkundige plannen, waarbij hij dankbaar gebruikmaakte van de nieuwe bouwmaterialen en technieken (zoals fotografie) die de moderne tijd hem bood. In deze roerige periode, vol politieke en economische crises, groeide Amsterdam uit van provincieplaats tot een moderne stad. Van der Meij droeg hieraan bij met zijn ontwerpen voor vele woningbouwcomplexen in de twintigste-eeuwse uitbreidingswijken.

Architectuurhistoricus Michiel Kruidenier en vormgever Paul Smeets behandelen de rol van Van der Meij binnen de Amsterdamse School en de Nederlandse architectuurgeschiedenis aan de hand van talloze, nooit eerder gepubliceerde tekeningen, brieven en foto's. Het boek beschrijft het turbulente leven van Van der Meij, vol roem en succes, rampspoed en financiële sores, en bevat tevens een compleet overzicht van zijn werk.

Het boek is uitgegeven door NAI010 in Rotterdam, ISBN 978-94-6208-157-4 prijs € 39,50.
Het fotomateriaal is van Paul Smeets.

Update: Een reactie (van Reinder Postma) op Martha Raadsma, de grootmoeder van Joan : Haar broer was Hendrik Raadsma, gemeentearchitect van Oostdongeradeel en ontwerper van het kerkje van .. in ieder geval wordt hij genoemd in Herma v.d. Berg - Oostdongeradeel. Hendrik Raadsma was in tweede echt verbonden met Aafke Hiemstra, een zus van mijn overgrootvader Reinder Hiemstra naar wie ik ben genoemd.

woensdag 5 november 2014

Nieuwe boeken over het Nederlandse hofje

De Hollandse steden Haarlem en Leiden staan bekend als ‘hofjesstad’, en veel bezoekers gaan er op
hofjeswandeling, langs de verstilde en besloten groene stadsoases waar nog altijd woonruimte wordt geboden aan ouderen – en tegenwoordig ook jongeren – met een smalle beurs. Maar het hofje is niet alleen Leids en Haarlems verschijnsel, ook in bijvoorbeeld Amsterdam en Alkmaar zijn er veel, en buiten Holland zijn er ook nog heel wat van bewaard gebleven, zij het soms beter bekend onder een andere naam, zoals in Friesland en Groningen, waar men meestal spreekt van gasthuizen.

Met name in Leeuwarden en de stad Groningen zijn er nog her en der gasthuizen te vinden, en misschien wel een van de beroemdste en fraaist gelegen gasthuizen is het Poptagasthuis in Marssum, in 1711 gesticht door de Leeuwarder advocaat Henricus Popta(1635-1712) die zijn grootgrondbezit en state naliet aan zijn gasthuis. Mede daardoor is het Poptaslot als één van de weinige Friese states goed bewaard gebleven. Het mag wel gelden als een zeer bijzonder museum, niet alleen voor Friesland, maar voor Nederland in het geheel.

De nog bestaande Nederlandse hofjes, waaronder ook het Poptagasthuis, zijn sinds een vijftiental jaren verenigd in de Stichting Landelijk Hofjesberaad, die opdracht heeft gegeven voor een reeks van acht handzame, rijkelijk geïllustreerde en toegankelijk geschreven boeken over verleden, heden en toekomst van het Nederlandse hofje. De eerste twee delen van deze hofjesreeks (http://www.uitgeverijvanstockum.nl/hofjes.php) zijn net uitgekomen.

Hofjes als paleizen. Stichters, bouwers en bewoners in de 17de en 18de eeuw, geschreven door historicus Henk Looijesteijn (http://socialhistory.org/nl/staff/henk-looijesteijn), beschrijft de grote bloei van het hofje in de Gouden Eeuw, toen hofjes op een voorheen ongekend grote schaal en volgens de nieuwste architecturale modes werden gebouwd. Buitenlandse bezoekers aan Nederland schreven toen vaak over wat zij beschouwden als ware paleizen voor de armen. Aan de hand van het voorbeeld van het grootste hofje uit de Gouden Eeuw, het Hofje van Nieuwkoop in Den Haag, wordt achtereenvolgens ingegaan op de algemene vraag wat voor mensen zo’n hofje stichtte, waarom hij of zij dat deed, door wie en hoe ze werden gebouwd en wat voor mensen er woonden.

Open en besloten. Het hofje is terug van nooit weggeweest, geschreven door architectuurhistoricus Dorine van Hoogstraten (http://www.dorinevanhoogstraten.nl/) beschrijft de ontwikkeling van het hofje als bouw- en samenlevingsvorm in de loop van de twintigste eeuw: werd het hofje aanvankelijk nog beschouwd als reliek van een voorbij tijdperk, het hofje wordt nu weer, door beleidsmakers, woningbouwverenigingen en architecten, herontdekt als een woonvorm bij uitstek geschikt voor de eenentwintigste eeuw. Het hofje heeft kortom niet alleen een lang verleden, maar staat ook een gouden toekomst te wachten.

Zal er weer een Henricus Popta opstaan in Friesland? Misschien is dat dus slechts een kwestie van tijd.
Beide boeken zijn rechtstreeks bij de uitgever te bestellen (http://www.uitgeverijvanstockum.nl/), bij de boekhandel, of via Bol.com.

Henk Looijesteijn, Hofjes als paleizen. Stichters, bouwers en bewoners in de 17de en 18de eeuw (Den Haag, Uitgeverij van Stockum, 2014). ISBN: 978 90 7009 513 0, 112 blz., geb., geïll., € 19,50 (incl. 6% BTW)

Dorine van Hoogstraten, Open en besloten. Het hofje is terug van nooit weggeweest (Den Haag, Uitgeverij van Stockum, 2014) ISBN: 978 90 7009 511 6, 112 blz., geb., geïll., € 19,50 (incl. 6% BTW)

zondag 2 november 2014

Adrianus Bergsma en de Koning van Groningen

Het Groninger Museum heeft een speciale tentoonstelling gewijd aan Jan Albert Sichterman (1692-1764), ooit de rijkste man van Groningen. Op jonge leeftijd had hij in een duel een tegenstander gedood en moest zijn toevlucht zoeken bij de VOC. In de overzeese gebiedsdelen werd immers niet gevraagd naar iemands achtergrond. Hij werd uiteindelijk baas van de factorij in Bengalen (het huidige Bangladesh) en kon zich door de nodige privéhandel gigantisch verrijken. Hij was ook een groot verzamelaar en liet o.a. grote hoeveelheden familieporselein (Chine de commande), geschilderde portretten en tafelzilver maken met daarop prominent het familiewapen met een eekhoorn. Het museum heeft de inmiddels verspreide stukken voor een groot deel verenigd in de tentoonstelling De Koning van Groningen. Zelfs zijn bijzondere huisdier, de neushoorn Clara, kwam mee terug naar Groningen en baarde later door heel Europa opzien. En aangezien Sichterman de commandeur van de VOC-retourvloot was toen hij terug naar huis kwam, kreeg hij van de Heren Zeventien een gouden ketting met herinneringsmedaille. Hiermee staat hij ook prominent afgebeeld op een schilderij. Omdat zijn eigen ketting met medaille niet meer in een bekende collectie aanwezig is, is er op de tentoonstelling een gelijkend exemplaar tentoongesteld uit de Nationale Numismatisch collectie van DNB. Met dien verstande dat de medaille van Sichterman, via de Kamer Middelburg van de VOC, lichtelijk afwijkt van de medaille van de Kamer Amsterdam die in de vitrine ligt. Het is de VOC-medaille of penning van de in 1740 als commandeur van de VOC-retourvloot terugkerende Adrianus Bergsma, die als Advocaat-Fiscaal in Batavia werkte. In 1734 vertrok hij met neef Eyso de Wendt (uit een van oorsprong Deense familie) op de Kerkwijk en repatrieerde in 1740 met de Gunterstijn.
De inscriptie luidt: ALZO D’ HEER MR ADRIANUS/BERGSMA GEWESENE ADVOCAET/ FISCAAL VAN NEDERLANDS/ INDIEN ALS COMMANDEUR/ DE RETOURSCHEEPEN VAN DE/ NEDERLANDSCHE GEOCTROYEERDE/ OOSTINDISCHE COMP. ONDER/ ZYNE VLAGGE GEWEEST ZYNDE/ IN DEN JAARE 1740 IN GOEDE/ ORDRE BEHOUDEN IN DE HAVENE/ DEZER LANDEN HEEFT OVERGEBRAGT/ WORD HEM DEZE MEDAILJE EN/KETTINGH TOT EEN GEDAGTENISSE/ VEREERD/.

De familie Bergsma komt oorspronkelijk uit Engwierum van de boerderij Barwegen en heeft een familiewapen met een drietal varkentjes (bargjes, vandaar Bargsma, Bergsma) die o.a. op een rouwbord in de kerk van Jouswier te zien zijn. Adrianus was in 1702 geboren in Dokkum als zoon van Engwierumer Pieter Arriens en Trijntje de Wendt en keerde daar ook terug. Ook enkele van zijn neven traden in dienst van de VOC en zelfs een nichtje, Titia, die beroemd werd in Japan als eerste westerse vrouw.

Met de bij de VOC vergaande rijkdom kochten de Bergsma's veel stemmen op in Noordoost Friesland, wat ze grote politieke macht gaf en daardoor bij velen niet populair maakte.