donderdag 31 januari 2013

Dokkumer trommel te Leipzig uit omstreeks 1813

Via Tjeerd Inia kreeg ik de tip dat op de site van Europeana weer leuke vondsten waren te zien die betrekking hebben op o.a. Dokkum. Ik wist dat deze Europese website voor cultuurhistorische zaken met regelmaat wordt aangevuld maar ik had blijkbaar recent niet meer gezocht met zoekwoord Dokkum en de varianten Dockum en Doccum want de meeste vondsten die Tjeerd meldde had ik nog niet eerder gezien.
De meest in het oog springende afbeelding vond ik wel die van een trommel met het Dokkumer stadswapen die zich blijkbaar in de collectie van een museum in het Duitse Leipzig bevindt (Stadsgeschichtliches Museum Leipzig). In de beschrijving wordt aangegeven dat de datering omstreeks (um) 1813 is, hoewel ik zelf op de trommel het jaartal 1821 zie afgebeeld. Dat maakt in dit geval nog wel wat uit omdat 1813 aan het einde van de Franse tijd is (en de Volkerenslag bij Leipzig!) en dus een rol in de oorlog gespeeld kan hebben, maar als het van 1821 is zal het meer van ceremoniële aard zijn geweest. De trommel is gemaakt van hout met leer en messing elementen. Volgens de beschrijving is het een infanterie-trommel met het Dokkumer stadswapen (een halve maan met drie sterren) en de letters SPQD 482 J (?) = Senatus Populusque Doccumanus/Doccumensis(?) = Senaat en Volk van Dokkum. Dat 482 J met een vraagteken moet dus volgens mij 1821 zijn. Feit is in ieder geval dat er in Dokkum lange tijd een stadstamboer was die bij mededelingen van de stadsomroeper al wandelend door de straten van Dokkum op de trom sloeg. Maar het lijkt me dat rond 1820 dat gebruik inmiddels al gestopt zou zijn. Het zou bv passen in de Dokkumer schutterij. Dan zou museumdirecteur Ihno Dragt hier vast ook meer van weten.
Als er andere sneupers zijn die deze trommel herkennen en er meer over kunnen vertellen, dan hoor ik dat graag!
Update: Ook op een gevelsteen uit 1834 in het Dokkumer brugwachtershuisje de letters SPQD en in de Koningsstraat 13, voorbeeld in zandsteen en in kleur.

maandag 28 januari 2013

Kostbaar boek uit 1561 ontdekt, geschreven in klooster Sion door Teth Bolta

Van Cisterziënzer klooster Sion in Niawier is niet veel meer te zien. Vorig jaar is er nog archeologisch onderzoek gedaan op de plaats waar het tot rond 1880 gestaan heeft. Er was alleen toestemming om voorzichtig ondiep te graven, omdat het een Rijksmonument is. Omrôp Fryslân heeft er een interessante uitzending aan gewijd.

Er is een zerk bewaard gebleven van prior Johannes Cuyck van 1569, die nu op het kerkhof ligt.

Verder is er niet veel wat van het klooster bewaard gebleven.



Hilda Bouta ontdekte een interessant boek in de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag (*1). Niet veel mensen weten van het bestaan af van dit boek.(*2) Het is gemaakt door Teth Bolta, non in Syon, die in 1561 dit boek heeft laten schrijven voor de nonnen van het Cisterziënzerklooster, bij hande van  Augustini Hendrick zoen van Lewerden.

Het is een prachtig boek met een oude houten band, overtrokken met donker leer, met koperbeslag op de hoeken en een koperen slot. De leren voor- en achterkant zijn ingeprent met vele afbeeldingen van heiligen, voor en achter met dezelfde afbeelding. De binnenkant bevat 129 bladzijden van perkament, met tekst in handschrift met rode en grijze hoofdletters als versiering.
Het is een Ordinarius, die begint met een jaarkalender, waarna de liturgische zaken worden beschreven, zoals die het jaar door moeten gebeuren.
Als Teth Bolta in 1561 het boek wil schrijven is ze non in klooster Sion. Ze láát het opschrijven . Waarom doet ze het niet zelf? Ze komt uit een familie, waar veel mannen wel kunnen lezen en schrijven en waarin diverse studenten bekend zijn, die in het buitenland studeerden. Maar of de vrouwen het ook konden, is niet bekend. Het kan ook goed zijn dat zij door lichamelijke ongemakken van de ouderdom, slecht zien of reumatiek, het overgelaten heeft aan Augustini Hendrick zoen. Deze heeft het later in 1566 nog eens overgeschreven.(*3). Toen woonde hij in Wanswert.
Als in 1580 alle kloosters gesloten moeten worden draagt  zuster Ansck Luytzedr. het bezit van klooster Sion over aan de Staten van Friesland. Teth Bolta is dan waarschijnlijk al overleden.

Ze heeft een prachtig boek achtergelaten, waar Niawier trots op kan zijn.

In ons verenigingsblad De Sneuper komt een uitgebreidere reportage over deze voor onze regio bijzondere vondst!

*1 Koninklijke Bibliotheek Den Haag; KW KA 34 Ordinarius

*2 Het is genoemd door Jos M.M.Hermans in De Vrije Fries 70 (1970) pag. 10

*3 Deze kopie was in 1964 in de Prov. Bibliotheek Leeuwarden.
 

zondag 27 januari 2013

Oude kaart Blaeu 1665 met Noordoost-Friesland

De Universiteit van Utrecht heeft de beroemde Atlas Maior van Joan Blaeu uit 1665 online gezet. Aangezien oude kaarten van onze regio onder onze lezers erg populair zijn (de kaart uit 1580 waarover ik al eens blogde is de best gelezen blogpost) heb ik in deze uitgebreide publicatie Noordoost-Friesland opgezocht, in deel 3, de Nederlanden. Mooi te zien in het uiterste noorden is de Schans te Oostmahorn, die er als een verkleinde versie van de vestingstad Dokkum uit ziet. Inmiddels is in 1665 de Admiraliteit van Friesland vertrokken. In 1645 werd deze, mede door de verzanding van de Dokkumer Ee, verplaatst naar Harlingen.

vrijdag 25 januari 2013

De verrassende koffer van oudtante Mathilde

Door Hilda Bouta.
Op een natte dag opende ik de oude koffer van de zus van mijn grootvader.
Zij was een meisje uit Friesland, dat in Argentinië met een rijke reder trouwde.
Zij reisde over de hele wereld van 1900-1945.
En ik heb haar prachtige dikleren koffer met herinneringen en foto's geërfd, de koffer van 'oud-tante Mathilde'.
Op deze foto staat zij met haar man.
Hij is Ludvig Bach, geboren 1867 te Alborg, Denemarken, overleden 1937 Hamburg.

Zij is Tjeerdtje Bouta, geboren 22-10-1876 te Nes en overleden 6-12-1945 te Kopenhagen.

Dochter van Minne Jans Bouta (*12-12-1847 Niawier ;+ 6-11-1929 Engwierum) en van Tjeerdtje Eelzes de Jong (* 17-06-1851 Nes ; + 29-02-1919 Oostmahorn), beiden begraven te Nes.

Zij trouwt in Rosario op 29-12-1898 met de Deense reder Ludvig Bach.
Zij liet zich na haar trouwen Mathilde Bach-Bauta noemen.
Ik ben naar haar genoemd (Mathilde----Hilda).
Hun enige kind Ludvig Martinus stierft in 1901 op eenjarige leeftijd.
Daarna verkopen zij hun twee grote villa's in Rosario.
En gaan reizen over de hele wereld. De aandenkens daaraan zitten in de koffer:

Het is een plezier om te zien hoe de rijken zich in die tijd vermaakten. Toen ik deze foto's uit 1910 zag, wilde ik graag weten waar Holmenkollen ligt.

En ik ontdekte dat het nog steeds bestaat als groot, duur superhotel.

Holmenkollen Park Hotel Rica ligt hoog in de bergen, met fantastisch uitzicht op Oslo.

Goedkoopste kamer in de goedkoopste tijd 208 euro per nacht!
Deze foto stuurde ik op naar het hotel waar Ludvig Bach en Mathilde Bouta voor stonden in 1910. Ik kreeg antwoord van de Director of Sales and Marketing Nina Hilland. Zij wilde de foto en mijn email graag gebruiken voor de nieuwe brochure van het hotel. En zo kwam Tjeerdtje Bouta uit Nes met een foto van 1910 in een brochure van 2013 van een hotel in Oslo.

Een uitgebreide versie van dit verhaal, met vele oude foto's, zal medio 2013 verschijnen in ons verenigingsblad De Sneuper!

vrijdag 18 januari 2013

Dokkumers voor de WIC in Brazilie

Op Twitter zag ik een bericht voorbij komen dat het Nationaal Archief op zijn website Gahetna.nl een aantal nieuwe inventarissen heeft geplaatst. Dan ga ik natuurlijk even kijken of er iets van mijn gading bij zit. De standaard zoekterm Dokkum levert al weer iets aardigs op: WIC: Militairen uitgezonden naar Brazilië. Het is geen lange lijst maar toch een paar namen: Rijck Andries, Roeff Janssen, Herman Janssen, Hans Storm en Jan Winter. De laatste wordt zelfs twee keer vermeld, de tweede keer als overlooper. Overgelopen naar de vijand of is het een beroep?
Hans Storm heb ik even nagekeken in de DTB van Dokkum, en zo waar ik vind hem:
Dokkum, huwelijken 1618. Vermelding: Ondertrouw op 1 augustus 1618
Bruidegom: Hans Storm afkomstig van Meldorp (?). Bruid: Trijn Ryckes afkomstig van Dokkum.Opmerking : hij is soldaat. Bron: Collectie Doop-, Trouw-, Begraaf- en Lidmatenboeken(DTBL).Ondertrouwregister Gerecht Dokkum 1605-1628.Inventarisnr.: DTB 171.

Dokkum, dopen, doopjaar 1622.Gedoopt op 20 februari 1622 in Dokkum. Dopeling: Gosse, zoon.   Vader: Hans Storm.

Dokkum, dopen, doopjaar 1627.Gedoopt op 18 februari 1627 in Dokkum. Dopeling: Jancke, dochter.   Vader: Hans Storm
Wat zou er van Hans Storm zijn terechtgekomen?


Update: Nog even nauwkeuriger kijkend lijkt het er op dat Hans Storm op een 'dootlijst' uit 1655 staat: Minutenrekening staatsvolk in Brazilië. Bijeengebonden in hoornen band in folio. 1655. Als iemand een scan zou kunnen maken, graag.

zondag 13 januari 2013

Samen staan we sterk, zeker op zee

Door Richard Keijzer

Vraag: wat hebben Gerris Adis, Pieter Botis, Cornelis Dircks, Minne Douwesz, Wapke  Eelkens, Hendrik Foppis, Piers Jelles, Cornelis Cornelisz de Jongh, Jan Jurjaensz Rosée, Zelis Pietersz Kouwenhoven, Hendrik Jacobsen Nagtegael, Jacob Gersz Nagtegael, Jan Nobel, Arent Heeres Schol, Lourens Heeres Schol, Geert Sips en Eelcke Spanjaert met elkaar gemeen? Het eenvoudige antwoord is: ze komen allemaal van Ameland, het wat minder voor de hand liggende antwoord luidt: ze voeren met een groot aantal anderen in konvooi naar de Oostzee in 1713.
Op 18 april verzamelden de deelnemers aan het konvooi zich op de rede van Texel. Daar kregen ze instructies om als een georganiseerde groep naar de Oostzee te varen. Een complete lijst van deelnemers aan dit konvooi is te vinden in het Stadsarchief van Amsterdam. Op die lijst zien we ook dat het gezelschap op 3 mei 1713 in zee is gestoken. Uit de SontTolregisters wordt gehaald dat de schepen op 18 of 19 mei 1713 door de tolgaarders zijn geïnspecteerd.
Het hele konvooi bestond uit 167 schepen met 1390 man aan boord. Een dermate grote groep kon niet in één dag de tolprocedure van de Sont doorlopen, vandaar dat het werk over twee dagen moest worden uitgesmeerd. Het varen in een convooi werd strak geleid. De leiding berustte bij drie schepen, te weten


De admiraal – algehele leiding


De vice-admiraal – de rechterhand van de leiding


De schout-bij-nacht, in het Engels rear-admiral geheten. Het schip van deze kapitein voer ’s nachts aan de staart van het convooi, op de uitkijk naar achteropsluipend ongewenst volk.


Deze drie zorgden dus voor de beveiliging van het konvooi. Maar… waren drie schepen wel voldoende voor die klus? Het antwoord is ja, want een deel van de koopvaardij was in die tijd goed bewapend. Uit de konvooilijst blijkt, dat alle schepen bij elkaar de beschikking hadden over 140 vuurmonden. Kanonnen dus, die kogels van 2, 4 of 8 pond konden afvuren. Een piraat bedacht zich wel twee keer voordat hij zo’n groep zou aanvallen.

zondag 6 januari 2013

Grietje Post, Moddergat en Man bijt hond

Grietje Post in het midden, rechts haar ouders en links opa Klaas
Grietje Post is afkomstig uit een vissersfamilie uit Moddergat. Haar vader ging naar Werkendam, waar zij geboren werd als Friezin om útens.
Al jaren lang schenkt of verkoopt ze aan ‘t Fiskershúske spullen (objecten, foto’s, brieven e.d.) uit haar familie, omdat ze vindt dat die in Moddergat thuis horen.
Jaarlijks komt ze een keertje naar Moddergat omdat ze nog een zeer sterke band met de plaats van haar voorvaderen voelt.
Het bekende televisieprogramma Man bijt hond gaat met Grietje Post op stap onder het motto: Het moderne leven door de ogen van Grietje Post.
Uitzenddatum: maandag 14 januari 2013 - 18:55 uur
Zender: Nederland 2
Nieuwe rubriek in Man bijt hond
Vanaf maandag 14 januari komt het NCRV-programma Man bijt hond met een nieuwe rubriek: Grietje Post.
We leven in een snelle tijd. Voor veel ouderen is het lang niet altijd mogelijk om de nieuwe ontwikkelingen allemaal te bevatten. Man bijt hond bekijkt het moderne leven door de ogen van Grietje Post.

Grietje is een dame op leeftijd die, tot nu toe, heel erg gericht is op het verleden. Ze is beheerder van de oudheidskamer waar ze als doel heeft het verleden te bewaken en in stand te houden.
Toch is ze nieuwsgierig en heeft Grietje gezonde belangstelling voor moderne dingen. Het blijkt voor haar alleen niet zo makkelijk om die zaken te bevatten. Man bijt hond wil weten hoe Grietje deze tijd ervaart en neemt haar mee op pad.
Zo staat er bij Grietje Post regelmatig vis op het menu en daarom neemt Man bijt hond haar mee naar een hip sushi-restaurant. Verder brengt ze een bezoekje aan een grote elektronicawinkel om de laatste technische snufjes te bekijken. Ze doet een kaartspelletje op een tablet, maar vindt het wel erg lastig dat er glas tussen de kaarten en haar vingers zit. Kortom: het moderne leven is niet eenvoudig.

Met dank aan Ihno Dragt voor de tip!

donderdag 3 januari 2013

Historia Doccumensis boort in het verleden


De Dokkumer stichting Historia Doccumensis werkt aan een publicatie over bouwstijlen en bouwhistorie in de Dokkumer binnenstad. Vaak is al veel bekend over de panden en de bewoners, maar bestaat er onduidelijkheid over het exacte bouwjaar. Soms geven gevelankers of gevelstenen de precieze bouw- of verbouwdata, maar waar deze aanwijzingen ontbreken, is niet bekend hoe oud een gebouw precies is. Daarom heeft de stichting bij de provincie Fryslân een subsidie aangevraagd en gekregen om daadwerkelijk bouwhistorisch onderzoek te verrichten naar de ouderdom van de oudste panden in de Dokkumer binnenstad.

Dendrochronologisch jaarringenonderzoek
Bij plunderingen in 1572 door Waalse huurlingen (de Waalse Furie) onder leiding van de Spaanse Caspar de Robles, werd een groot deel van de Dokkumer binnenstad verwoest. Sommige stenen huizen zijn toen echter behouden gebleven en dus al gebouwd in de zestiende eeuw of zelfs daarvoor, al is dat aan de buitenkant vaak niet (meer) te zien. Veel panden zijn later van een nieuwe gevel voorzien, maar een oudere achterbouw of een kapconstructie kan zijn geheimen nog prijsgeven! Via een nieuwe methode kan door jaarringenonderzoek de precieze bouwdatum van een gebouw worden achterhaald. Door deze zogenaamde dendrochronologie kan van ouder eiken- en grenenhout de vel-datum van de bomen worden achterhaald. Bekend is dat het hout vervolgens binnen 2 tot 5 jaar gebruikt werd bij de bouw van panden. Voor de datering is het nodig een aantal boormonsters uit de oudere houten balken of kapconstructie te halen.
Onlangs hebben de bestuursleden van de stichting instructies gehad van de heer Albert Reinsma van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort over hoe zij de boringen moeten verrichten. Daarvoor wordt in oude balken vanaf de schors- of splintkant met een holle boor een jaarringenmonster tot aan de kern van de balk geboord. Deze boringen zijn niet schadelijk voor de sterkte van het hout en worden met houtpluggen weer netjes onzichtbaar gemaakt. De boormonsters worden in een laboratorium in Duitsland geanalyseerd en indien mogelijk gedateerd.

Bouwstijlen in Dokkum
De stichting Historia Doccumensis, die zich bezig houdt met het uitgeven van publicaties over de geschiedenis van de stad Dokkum en omgeving is al enige jaren bezig met het voorbereiden van een publicatie over bouwstijlen en bouwgeschiedenis in de oude binnenstad. Hiervoor heeft het bestuur bouwkundige Siebe van Seijen als auteur benaderd. Van Seijen is werkzaam bij Adema Architecten en vaak betrokken bij restauraties en historische bouwprojecten. Hij heeft verschillende bouwstijlen in Dokkum beschreven aan de hand van panden die uit zo’n periode in de binnenstad te vinden zijn. Uit archiefonderzoek en bestudering van de buitenkant van de oudere gebouwen is nu een vijftiental van de oudste panden van Dokkum geselecteerd voor nader bouwhistorisch onderzoek.

In de kerstvakantieperiode wordt geprobeerd om de exacte bouwdatum te achterhalen, door in oude balken of kappen een aantal boringen uit te voeren. De kosten van het dendrochronologisch dateringsonderzoek liggen rond de 220,- per pand. De stichting Historia Doccumensis heeft zoals gezegd een subsidie ontvangen van de provincie Fryslân en hoopt de rest bij elkaar te krijgen via (vrijwillige) bijdragen van de huiseigenaren, de steun van de gemeente Dongeradeel en uiteindelijk uit de verkoop van het boekwerkje, dat medio 2013 verschijnt in de reeks ‘Dockumer Granaetsjes’ van de stichting. Bouwbedrijf Van der Werff uit Dokkum heeft een boormachine beschikbaar gesteld voor het onderzoek. Met de huiseigenaren is inmiddels contact opgenomen; zij ontvangen voor hun bijdrage en alle drukte een rapport van het jaarringenonderzoek en een exemplaar van het nieuwe boekwerk over bouwstijlen in Dokkum.

woensdag 2 januari 2013

Rapport archeologisch onderzoek Klooster Klaarkamp

De Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) heeft een aantal interessante publicaties online staan. Een daarvan is een rapport over archeologisch onderzoek bij het voormalige klooster Klaarkamp te Rinsumageest. De wat lange en archaïsche titel is 'Tmeeste ende tgrootste van alle cloisteren, wel begraven mit wyden graften’. Zo wordt het Cistercienzer klooster Klaarcamp in een uit 1468 daterend spionagerapport aan Karel de Stoute omschreven. Deze beschrijving weerspiegelt de indruk die het kloostercomplex op bezoekers van dit deel van Friesland in de Middeleeuwen moet hebben gemaakt.
Het uit baksteen opgetrokken kloostercomplex torende op een 3-4 m hoge terp ruim boven de omgeving uit en was in de late 12e eeuw een van de eerste bouwwerken uitgevoerd in dit bouwmateriaal. Het complex werd omgeven door een dubbele omgrachting met wallen. Poorten markeerden de toegangen tot het complex.
In de loop van de Middeleeuwen wist het klooster een grondbezit van meer dan 4.000 ha op te bouwen. Landerijen en boerderijen lagen verspreid over heel Noordelijk Oostergo, van Leeuwarden tot aan Schiermonnikoog.
Gedurende de Tachtigjarige Oorlog, rond 1580, kwam een einde aan het kloostercomplex. Op last van de Staten van Friesland werd het complex ontmanteld, waarbij de opstallen werden gesloopt, de wallen geslecht en de grachten gedempt.
Een van de redenen voor sloop was dat men vreesde dat het complex door Spaanse troepen zou worden gebruikt als vesting. Hier wraakte zich het weerbare karakter van het voormalige kloostercomplex. Vanaf 1858 viel de terp waarop het klooster lag ten prooi aan terpafgavingen. Tot 1942 werden vele tonnen vruchtbare terpaarde afgegraven en afgevoerd. Tijdens de afgravingen konden in de periode 1939-1941 door Albert Egges van Giffen opgravingen worden gedaan.
Met het opruimen van de resten van het klooster verdween evenwel niet de belangstelling voor het complex. Klaarkamp staat nog steeds in de belangstelling van velen. Dit geldt niet alleen voor (bouw)historici en archeologen, maar vooral voor inwoners van de gemeente Dantumadeel.
Dit heeft onder andere geleid tot de oprichting van de Stichting Klooster Claerkamp. Deze stichting beijvert zich al jaren om het kloosterverleden zicht- en beleefbaar te maken.
In 2008 is het zuidelijke deel van het kloostercomplex aangewezen als archeologisch rijksmonument.
De resultaten van de opgravingen van Van Giffen, gecombineerd met het feit dat complex een belangrijk ‘lieu de memoire’ is, vormden de basis hiervoor. In september 2010 is een waarderend onderzoek uitgevoerd op het noordelijke terreindeel en zijn enkele sleuven gegraven op het zuidelijke deel. Het archeologische onderzoek komt deels voort uit vragen vanuit de gemeente Dantumadeel en de provincie Fryslân ten aanzien van randvoorwaarden voor eventuele toekomstige inrichtingsmaatregelen, en anderzijds uit de vraag naar de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van het noordelijke terreindeel in verband met een mogelijk uitbreiding van het beschermde areaal. Het onderzoek heeft uitgewezen dat zich in het noordelijke terreindeel verschillende grondsporen bevinden, waaronder greppels/sloten, grachten, kuilen en funderingsresten, daterend uit de kloosterperiode en de periode daarna. Deze sporen hangen waarschijnlijk samen met bebouwing op en het gebruik van dit terreindeel. De sporenconcentratie wordt begrensd door een 17 m brede gracht. Lees het gehele rapport als pdf via de site van RCE.